Carrière
2 minuten leestijd

"Ik ben niet bang aangelegd." Hoe je als jurist waarde toevoegt.

Hoe voeg je als jurist waarde toe? Robbin Zandvliet zoekt voor iedere opdracht de rol die het beste past. Soms adviseert hij over beleid, soms schrijft hij stukken, soms werkt hij met een team onder hoge druk achterstanden weg. Maar altijd is hij degene die én kritische vragen stelt, én kijkt hoe dingen wél kunnen.

Op het moment werkt Robbin een deel van de week voor de Jeugdautoriteit. Deze autoriteit heeft als taak ‘het borgen van de continuïteit van cruciale jeugdhulp door te bemiddelen rond de inkoop van jeugdhulp of gemeenten aan te spreken rond continuïteitsvraagstukken’. De uitdagingen daarbij zijn legio, aldus Robbin.

Imperfecties, risico's en blinde vlekken

“De Jeugdautoriteit heeft geen autonome bevoegdheden en geen instrumentarium. Het gezag van de Jeugdautoriteit is nergens geborgd. We hebben geen wettelijke status zoals de Nederlandse Zorgautoriteit of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. In feite zijn we niet meer dan een pagina op de site van het Ministerie van VWS. Voor de ontwikkelfase is gekozen om de Jeugdautoriteit te positioneren als organisatieonderdeel van het ministerie van VWS.”

Dat betekent niet dat ze niets kunnen doen: “We helpen instellingen bij lopende subsidieaanvragen en signaleren en monitoren financiële ontwikkelingen rond het zorglandschap jeugdhulp. Bijvoorbeeld als een instelling failliet dreigt te gaan. Zo’n instelling levert soms tijden lang zorg onder de kostprijs en de gemeente is terughoudend met ingrijpen. Daarin bemiddelen wij en stemmen dat vervolgens af met het ministerie en andere betrokkenen, zoals de VNG en brancheorganisaties voor jeugdhulpaanbieders.”

Tegelijkertijd worden ook beleidsmaatregelen voorbereid: “En we werken aan de ontwikkelagenda voor de Jeugdautoriteit, waarin de toekomst van de organisatie wordt geschetst. We zijn daarvoor nu op zoek naar waar de problemen zitten, de blinde vlekken die nu nergens belegd zijn. Waar moeten die belegd worden? Wat zijn de imperfecties en de risico’s in het systeem? En is er uiteindelijk ruimte en noodzaak voor een aparte Jeugdautoriteit of kunnen we dingen beleggen bij Inspectie of Zorgautoriteit?”

"Wat gebeurt hier eigenlijk?"

Bij iedere opdracht is het zoeken naar de rol waarin je als jurist het meeste waarde toevoegt. Het beleidswerk vraagt om een andere inzet dan andere opdrachten, waarbij het juridisch-inhoudelijke handwerk centraal staat.

Robbin: “We zijn bij de Jeugdautoriteit met een handjevol collega’s en ik ben de enige met een juridische achtergrond. Ik kijk kritisch naar juridische risico’s. Stel, een jeugdzorgaanbieder dreigt failliet te gaan en een overheidsorganisatie wil bijspringen. Het is dan mijn rol om te vragen: hebben jullie aan de regels voor staatssteun gedacht? Of over onrechtmatigheid? Ook het ministerie wil soms helpen. Dan schets ik de risico’s, zodat de minister het niet straks aan de Tweede Kamer hoeft uit te leggen.”

“Je moet continu op je qui-vive zijn en kijken: wat gebeurt hier eigenlijk? Kan dit wel? Ik vind het zelf prettig om tegengas te geven en vragen te stellen. Soms worden mensen daar chagrijnig van, dus daar moet je tegen kunnen. Hoewel, een klant zei ook ooit tegen mij: “Er zijn zoveel nee-juristen. Jij bent meer een ja-jurist.” En dat klopt ook wel. Ik durf de randen op te zoeken en ik zoek naar alternatieven zodat iets wél kan. Veel juristen zijn heel voorzichtig en de angst zit er bij veel organisaties flink in, maar ik ben niet bang aangelegd.”

Afwisseling maakt het leuk

“Het leuke van mijn werk is de afwisseling. Op andere dagen doe ik andere dingen voor andere klanten dan de Jeugdautoriteit. Stukken schrijven en zaken bepleiten bij de Raad van State, bijvoorbeeld. Ik werk ook als projectleider, vaak bij organisaties waar achterstanden zijn. Dan gaat het erom dat de zittingen gedaan worden en de zaken worden weggewerkt, binnen de afgesproken tijd en binnen de kwaliteitscriteria. Ik startte ooit een project voor het Ministerie van Sociale Zaken, met allemaal jonge USG-mensen.

Sommigen kwamen echt direct van de universiteit. Die mensen moeten echt nog leren werken. En dan bedoel ik de gewone dingen: hoe moet ik vrij vragen? Waar moet ik me ziek melden? Sommigen namen het “zelf indelen van werktijd” ook wel erg letterlijk, zodat ik ze op een gegeven moment moest vragen om dagelijks tussen 10 en 4 aanwezig te zijn. Daar zijn ze dan oprecht verbaasd over. Ze zetten hun eerste stappen in de werkende wereld en het was erg leuk om dat te begeleiden.”

Deel dit artikel